In de KUNST KIJKWIJZER© bespreek ik hoe je op een gemakkelijke maar geconcentreerde manier naar kunst kunt kijken. Ik leer je, dat wat je ziet en gewaar wordt, te benoemen en te verwoorden.  

Les 6.             VOORWERP OF CONCEPT

In les vijf heb ik met u stil gestaan bij ‘Afstand tot de Werkelijkheid’. In deze les werd duidelijk dat de keuze die de kunstenaar hierin maakt, een belangrijke invloed heeft op hoe wij zijn kunst(werk) ervaren. 

In deze zesde les, kijken we opnieuw naar zo’n belangrijk aspect dat van grote invloed is. De keuze die de kunstenaar maakt ten aanzien van de realisatie van zijn ‘ideeën’. Staat bij het maken van de kunst het voorwerp, het object, het kunstwerk zelf centraal of het idee van de kunstenaar? 

Veel plezier met les zes. 

 

 Jan Willem van Rijnberk 

  KUNST KIJKEN  NEDERLAND.nl 

 

LES 6: VOORWERP OF CONCEPT, idee of object?

Het kunstwerk en het idee

In les vijf zagen we hoe wij als toeschouwer worden beïnvloed door de keuzes van de kunstenaar ten aanzien van afmeting en formaat. Hoe maatvoering ons beïnvloedt bij het ervaren van het kunstwerk. In deze les kijken we naar nog zo’n belangrijk onderscheidend gegeven. In hoeverre de kunstenaar de nadruk legt op het kunstwerk zelf of op de uitbeelding van zijn (kunst)idee: voorwerp of concept. 

Weg van het kunstwerk als object 

In de ontwikkeling van de beeldende kunst zien we met de opkomst van wat we tegenwoordig de ‘moderne kunst’ noemen, het begin van een belangrijke verschuiving waar ik al eerder bij stil heb gestaan. Misschien zou ik het zo kunnen uitleggen. Eerst was de opvatting ongeveer zo: Er was de werkelijkheid en dan kwam de kunstenaar, die de ‘werkelijkheid’ uitbeeldde in een kunstwerk. In het proces van uitbeelden kwamen er gelijk allerlei opvattingen (uitbeeldingconventies) aan het licht. Niet alleen moest de kunstenaar de uitbeeldingproblematiek over winnen, bij de vertaling van het ‘waargenomene’ in de ‘uitbeeldingmaterie’, bijvoorbeeld in verf. Maar direct bij het maken van uit- of afbeeldingen, werd duidelijk dat er bij de kunstenaar of in de samenleving allerlei opvattingen bestonden over ‘hoe’ iets wel of niet uitgebeeld kon, mocht of moest worden. 

Religieuze thema’s, naakt, het landschap of een historiestuk of portret. Naast het aspect van de omgang met de verf en het penseel, was er een ‘idee’ over hoe het in ‘kunst’ uitgedrukt moest worden. Vanaf de laatste decennia van de negentiende eeuw zien we de ontwikkeling dat de kunstenaars, persoonlijke en subjectiever omgaan met deze zeg maar ‘uitbeeldingregels’. De toenmalige ‘academie stijl’ wordt door impressionisten, expressionisten, fauves (wilden) afgedankt om een meer persoonlijk uitbeeldingrepertoire naar hun eigen ‘idee’ te kiezen. Voeding voor een rijkdom aan stijlvernieuwingen die dan ontstaan, waar meer en meer de individuele stijl en handschrift van de kunstenaar de boventoon voert. 

Vanaf dat moment gaat de ontwikkeling snel. Steeds worden er door bepaalde groepen kunstenaars of individuele kunstenaars, stappen gezet naar een meer persoonlijke, individualistische zienswijze op kunst.  

Marcel Duchamp  (Blainville-Crevon, 28 juli 1887 - New York, 2 oktober 1968)  was een Franse kunstschilder, die als de eerste een alledaags voorwerp presenteerde als een kunstwerk. In 1913 keerde hij de schilderkunst de rug toe en wekte hij sensatie met zijn Fietswiel (Roue de bicyclette), waarmee een belangrijke aanzet gaf tot het Dadaïsme  . In 1915 vertrok hij naar New York wat het begin kan markeren van de verschuiving in de beeldende kunst van Parijs en Europa, naar de ‘nieuwe wereld’ Amerika en natuurlijk New York.

Duchamp was de eerste die een alledaags voorwerp presenteerde als een kunstwerk (een readymade  ). Dit was een mijlpaal op de weg naar de conceptuele kunst. Met zijn actie riep Duchamp kunstfilosofische vragen op over de aard en functie van kunst die bepalend zouden zijn voor de ontwikkeling van hedendaagse beeldende kunst.

Via het Dadaïsme en het Surrealisme zien we het belang van ‘het kunstidee’ of de ‘ideeënkunst’ snel toenemen en vinden humor en ‘beeldgrappen’ een directe weg de kunst in. Er ontstaat een periode waarin geen enkel experiment wordt geschuwd en we kunnen wel vaststellen dat het uitgangspunt dat door kunstenaars wordt gehanteerd vanaf dat moment vooral wordt bepaald door de drang naar ‘vernieuwing’. Meer en meer staat de context voorop, waarin het kunstwerk moet functioneren en zo bepalend wordt, hoe de kunst zijn uitvoering krijgt....

tot zover deze kennismaking met les 6, klik hier om terug te gaan.

KUNST KIJKEN NEDERLAND